In dit artikel gaan we beknopt in op de werking van de geldmarkt en hoe vraag en aanbod van geld een cruciale rol in spelen in de totstandkoming van de marktrente maar dat is niet wat u krijgt als consument. Tarief en rente zijn verschillende begrippen.
Een evenwicht in de geldvraag en het aanbod van geld bepaalt de rente. Er is dus een duidelijk verband tussen de geldhoeveelheid (vraag/aanbod) en de interestvoet. De vraag naar geld is omgekeerd evenredig met de rente. Immers, hoe hoger de rente, hoe minder geld men wil opnemen want men krijgt immers een hoge vergoeding. Het opnemen van fondsen wordt dus ontmoedigd. De aanbodkant van geld is daarentegen wel recht evenredig met de rente. Bij een hogere rente, zal men meer geld aanbieden want er is een hogere vergoeding te vangen dan bij een lagere rente. De marktrente waarbij de marktvraag naar geld en het marktaanbod van geld gelijk zijn, geeft de evenwichtsrente, dit op de kruising van vraag en aanbod.
Wat u van uw bank of kredietmakelaar krijgt bij het aangaan van een lening is een kredietvoorstel en daarin staat een "tarief". Een tarief is de "rente" plus de winstmarge voor de bank. Om te weten hoeveel uw bankier dus verdient ten opzichte van de rente, neemt u dus uw ontvangen tarief, zijnde de Initiële rentevoet (oorspronkelijke) - gekoppelde index (gemiddelde rentestand voor die looptijd van de maand voorafgaand aan het tarief) en dan weet u hoeveel de marge is. Deze ligt vast bij variabele leningen, dus het is interessant om te weten hoe een tarief is opgebouwd en hoe u uw voordeel kan doen door hier inzicht in te hebben. Als u goed op de papieren kijkt dan zal u zien dat al deze getallen ergens staan (in de kleine lettertjes).
De macro-economische vergelijking die handelt over de geldhoeveelheid werd in 1911 door de Amerikaanse econoom Irving Fisher gepuliceerd.
Totale Geldhoeveelheid (M) * Omloopsnelheid (V) = Gemiddeld Prijsniveau (P) * Handelsvolume (T)
M = Totale Geldhoeveelheid: het bedrag dat in omloop is
V = Omloopsnelheid van geld: hoe vaak een munt of biljet binnen een bepaalde tijdspanne wordt doorgegeven
P = Gemiddelde prijsniveau: zijnde de inflatie - wat een maatstaf is voor de reële waarde voor het geld - koopkracht
T = Handelsvolume: zijnde de totale handelshoeveelheid verkocht - wat een maatstaf is voor de productiviteit).