Een individuele pensioentoezegging (IPT) is een occasionele en niet-systematische pensioentoezegging aan een bepaalde werknemer of eveneens maandelijks bezoldigde bedrijfsleider of zelfstandige bedrijfsleider.
“Occasioneel en niet stelselmatig” betekent in deze dat als meerdere personeelsleden van een gelijkaardige pensioentoezegging genieten, de werkgever er een “collectieve pensioentoezegging” van dient te maken.
De IPT is een “individuele” levensverzekering van tak21 of tak23. De structuur ervan is vergelijkbaar met die van een collectieve pensioentoezegging (groepsverzekering) in die zin dat de verzekeringsnemer de onderneming/ werkgever is, de verzekerde is de werknemer of een zelfstandige bedrijfsleider en de begunstigde bij leven is diezelfde werknemer of zelfstandige bedrijfsleider. Bij overlijden mag de verzekerde om het even wie als begunstigde aanduiden.
IPT moet worden toevertrouwd aan een pensioeninstelling (externe financiering dus bij een verzekeraar of pensioenfonds), mag een aanvulling zijn op een bestaand collectief pensioenstelsel waarbij alle werknemers aangesloten zijn, moet afgesloten zijn meer dan 36 maanden voor het pensioen of het brugpensioen. Tot zover de definitie en de voorwaarden.
Waarom is IPT zo interessant?
Uw bedrijf realiseert omzet en winst. Een deel van die inkomsten gaat in de richting van “reserve”, eenander deel wordt benut voor “bezoldiging”.
Indien u als bedrijfsleider zichzelf bv. 30.000 € (2500 €/maand) als bezoldiging toekent en u zichzelf bv. 33.000 € als bezoldiging wil toekennen, betekent dit uiteraard een groter deel dat naar roerende voorheffing gaat en rijkssocialezekerheid-bijdrage, met als gevolg ook méér belastingsdruk. De vennootschap kan dit omzeilen door bv. de toegestane maximum premie voor een VAPZ te betalen. Dit wordt dan beschouwd als ‘voordeel van alle aard’ voor de bedrijfsleider én een aftrekbare kost voor de vennootschap.
STEL dat bv. de maximum premie die mag betaald worden voor een VAPZ 3000 € bedraagt, dan komt deze 3000 € als belastbaar “voordeel van alle aard” bovenop de 30.000 €, maar aangezien de VAPZ-bijdrage volledig aftrekbaar is als sociale bijdrage, wordt diezelfde 3000 € ook weer in mindering gebracht en blijft het belastbaar inkomen 30.000 €.
De 80% - regel
Kort geschetst, betekent dit dat u mag bijsparen teneinde na uw actieve carrière te komen tot een inkomen van 80% van uw huidige bezoldiging, en dit voor een periode van 16 jaar.
In het bovenstaand voorbeeld van 30.000 €/jaar bruto bezoldiging x 80 % = 24.000 €.
STEL dat het wettelijk pensioen 14.000 €/jaar zal bedragen, houden we rekening met dit in mindering te brengen bedrag, dus 24.000 – 14.000 € = 10.000 €/jaar x 16 = 160.000 € als kapitaal dat men mag bij mekaar sparen tegen 65 jaar. Men dient rekening te houden met o.a. reeds gespaarde bedragen via bv. groepsverzekering(en) bij vroegere werkgevers om te voorkomen dat men die 160.000 € overschrijdt.
In de veronderstelling dat er echter geen vroegere spaarbedragen zijn en er dus voluit 10.000 €/jaar mag gespaard worden , is het aangewezen om NIET alles in een IPT te stoppen maar op te splitsen. In allereerste instantie VAPZ en dan pas IPT:
Waarom deze opsplitsing met éérst VAPZ en dan pas fine-tunen met IPTZ?
Bij VAPZ is er géén taks en weinig tot geen eindbelasting (0 tot 10 %). Bij IPTZ is er een taks van 4,4% die aan de bron geheven wordt (elk jaar 440 € dus ) én een veel hogere eindbelasting (10 tot 20 %). In ons opsplitsingsscenario betekent dit dat van die 10.000 € er best 3000 € in een VAPZ wordt geinvesteerd en de
resterende 7000 € in een IPTZ. Het rendementskundig voordeel is duidelijk !
Waarom IPT?
De vennootschap betaalt loon + voordelen aan de zaakvoerder.
STEL dat de vennootschap 1000 € extra /maand wil betalen aan de zaakvoerder, dient men rekening te houden dat na lasten (sociale bijdrage 20 % en belasting van bv 40 tot 50 %) er nog slechts “netto” 400 € als extra liquiditeiten in de portefeuille van de zaakvoerder stroomt.
Hoe kan men dit omzeilen?
Door een tussenschakel in te voegen tussen de vennootschap en de zaakvoerder , ttz. vennootschap – verzekeraar – zaakvoerder en middels een individuele
pensioentoezegging te sparen . Afhankelijk van het moment dat de zaakvoerder die gelden vrijmaakt, zal er een lagere of hogere eindbelasting zijn. Vanaf 60 jaar kan er reeds opgenomen worden. Men noemt dit “uitgesteld loon”. Tijdens de spaarperiode kantrouwens ten belope van 65 % van de reserve opgenomen
worden voor financiering van IMMO (ruim begrip ... renovatie, aankoop immo-gerelateerde zaken )
Enig eventueel nadeel van deze werking via een derde (de verzekeraar) is dat de zaakvoerder tot minstens zijn 60ste geen extra liquide middelen bovenop zijn loon krijgt.
Backservice – future service
Naast het toekomstgericht sparen met nog te betalen premies (future service) kan ook in bepaalde omstandigheden met een backservice gewerkt worden. De wet voorziet in het feit dat een zaakvoerder die bv. al dan niet iets gespaard heeft in het verleden over een periode van maximaal 10 jaar retro-actief nog mag compenseren met een een backservice van een bepaald bedrag. Dat specifieke bedrag dat als premie mag gespaard worden, mag ook gespreid worden over enkele jaren zelfs “met terugwerkende kracht” gespaard worden.
Bv. een éénmalige backservice van 21.000 € kan in één backservice-polis geinvesteerd worden maar mag bv. ook opgeplitst worden in 2 premies van 10.500 (gespreid over 2 jaren ) of 3 premies van 7000 € (gespreid over 3 jaren) of andere van mekaar te onderscheiden bedragen , op voorwaarde dat het maximum bedrag van 21.000 € in totaliteit maar niet overschreden wordt.
Dit artikel werd aangeleverd door Dirk De Smedt.